ROPARUN 2018 begon voor de Texelrunners op luilakochtend. Het complete team, bestaande uit acht hardlopers, vier fietsers, twee fysiotherapeuten, zes chauffeurs en kaartlezers, twee cateraars en een teamcaptain verzamelde zich om met een touringcar, waarin de achterste zes banken hadden plaatsgemaakt voor ongeveer 18 vierkante meter slaapplaats, en twee kleinere busjes met de veerboot van negen uur af te reizen naar Parijs.
Het werd een voorspoedige reis, slechts onderbroken door een plas- en koffiestop bij Hazeldonk en rond half vijf werd het startterrein in het “Parc des Expositions Paris Le Bourget” bereikt. Voor het eerst werd er kamp gemaakt, braaischotels op gasbussen aangesloten en in een stralend zonnetje, met zicht op de Sacre Coeur en de Eiffeltoren (maar dan moest je wél goeie ogen hebben…) werd, al wachtende op de start, nog een pastamaaltijd genoten.
Na een dansje onder opzwepende technobeat werd het dan toch 20.36 uur: starttijd, en vertrok de eerste ploeg van vier lopers en twee fietsers richting Rotterdam, 524,2 kilometer ver weg… Buiten het starterrein stond het kleine busje klaar, en begon de “echte” estafette: een loper loopt één kilometer en wordt dan afgelost door de volgende terwijl hij drie kilometer mag bijkomen. Wanneer de andere drie lopers elk hun kilometer hebben volbracht dan moet hij wéér een kilometer te lopen. Voor de lopers rijdt één fietser met een navigatieapparaat op de fiets, om de weg te wijzen. Achter de loper rijdt ook een fietser mee, bij wijze van “rugdekking”. Dat dit niet overbodig is, bleek na ongeveer 20 kilometer, toen achterfietser Maarten van achteren werd aangereden door een auto. De automobilist verdween spoorslags van de plaats delict, met achterlating van een geschrokken team en een fietser met een slag in zijn achterwiel.
Intussen waren de touringcar en het busje met het “B-team” naar de wisselplaats gereden. Daar werden de sportmassagetafels klaargezet om de vertrekkende lopers vast voor te kneden, en de picknicktafel met koffie, thee, eierkoeken en andersoortige versterkende versnaperingen voor het komende en gaande team. Via de onmisbare mobiele telefoon werd de teamcaptain op de hoogte gehouden van de vorderingen van het team dat onderweg was, en tegen elf uur, nadat de zon achter de heuvels was verdwenen en Jupiter in het ZZO zichtbaar werd, werd bekend dat “ze eraan kwamen”. Ook lopers en fietsers van andere deelnemende teams passeerden onze wisselplaats, en het was even goed uitkijken wat “ons team” was. Rond 23.15 kwam het “A-team” dan in zicht, en na een snelle uitwisseling van “hoe het ging en zo” ging het “B-team” de nacht in. Waarna de lopers en fietsers van het “A-team” nog even snel verzorgd en gevoed werden, werd het kamp opgebroken, de fietsen in het kleine busje gestouwd, waarna het kleine konvooi (touringcar en busje) naar het volgende wisselpunt afreisde.
Tijdens die reistijd probeerde ieder die daartoe in de gelegenheid was, wat slaap te pakken, met meer of minder succes. Voor het “B-team” was het de start van de estafette, maar nadat iedere loper zo’n drie keer had gewisseld, vond het team zijn ritme en met een gemiddelde snelheid van 12,84 km/u ging het door het duistere Noord-Franse land, door slapende dorpjes naar het volgende wisselpunt, 57,5 kilometer verderop. Diep in de nacht werd een “checkpoint” van de Roparun-organisatie gepasseerd, waar even ingecheckt moest worden, en waar claxonneren niet op prijs werd gesteld. Iedere etappe is ongeveer 50 kilometer lang, soms wat meer, soms wat minder, afhankelijk van de mogelijkheid om een wisselplaats in te richten. Tegen vier uur in de vroege morgen, toen het zwart in de lucht grauwgrijsblauw begon te worden, werd de wisselplaats in Marest-sur-Matz, in de Compiègne bereikt. Daar ging de wissel in omgekeerde volgorde: het “A-team”, dat wat slaap had proberen te pakken ging op weg, terwijl het “B-team” nu werd verzorgd en vervolgens de slaapzakken opzocht.
Daarna was het weer opbreken en de bussen gingen op weg naar de volgende wissel, Beauvois-en-Vermandois, 57 kilometer verderop, waar het estafetteteam om ongeveer 8 uur werd verwacht. Ook dat klopte weer, en terwijl de zondag losbarstte werd er weer gewisseld en voort ging het “B-team”, door het Noord-Franse heuvelland met voor de lopers (en de fietsers, niet te vergeten…) menige kuitenbijter. Tot rond de middag het wisselpunt in Bertry werd bereikt, een wisselpunt waarover door de veteranen hoog werd opgegeven vanwege de van organisatiewege verstrekte Unox-worst. Die bleek voorhanden, evenals koude douches…
De beurt was na Bertry weer aan het “A-team” met de opdracht de 52 kilometer naar Quiévrechain, de laatste wisselplaats in Frankrijk, te overbruggen. Op die wisselplaats, een parkeerterrein bij een bouwmarkt, was het bijna onaangenaam vertoeven vanwege het prachtige, zonnige Pinksterweer. Veel water en zonnebrandolie waren niet overbodig. De etappe naar het wisselpunt in België voerde door een dorpje waar een kermis werd gehouden, en wat volgens een Sms-bericht van de organisatie zou leiden tot een omleiding. Maar bij de kermis aangekomen waren enkele lokale kermisklanten bereid een afzetting met “deviation”-borden weg te halen, waardoor het “B-team”, fietser 1, loper, fietser 2, busje, “gewoon”, over de kermis de route kon vervolgen… Nadat de Frans- Belgische grens was gepasseerd begon het zwerk donker te kleuren, en de eerste windstoten deden grote wolken droge landbouwgrond opwaaien. Het begon serieus naar onweer te ruiken, en weldra viel een serieuze regenbui uit de inmiddels loodgrijze lucht. Dát, een noodzakelijke splitsing tussen busje en loper/fietsers, vermoeidheid en een moeilijke rotonde maakten dat het “B-team” even verdeeld en deels zoekraakte, maar na een minuut of tien toch weer werd herenigd om in Coquiane het stokje maar weer over te dragen aan het andere team dat immer welgemoed op weg ging voor de volgende 52,8 kilometer.
Toen zij op weg waren werd nog snel een bord pasta gegeten, waarna de touringcar en het reisbusje van team B achter team A aangingen om vóór hen de volgende wisselplaats te bereiken. De kortste weg naar dat wisselpunt voerde deels langs de RopaRun-route, en er werd menig estafette-team ingehaald, waarbij was te zien dat een etmaal estafette bij sommige lopers zijn tol begon te eisen. Zo niet bij ons “A-team”, dat fris en fruitig hun etappe aflegde, met een tempo van nét iets minder dan 13 km/u… En dus met de stiptheid ven een spoortrein om 23.55 in Dendermonde arriveerde.
Hier werd weer gewisseld, en de volgende etappe kenmerkte zich door kermisachtige taferelen langs de route: vuurpotjes langs de weg, DJ’s op pleinen, en veel, soms heel veel mensen op straat, in diverse stadia van aftakeling… Maar heel gezellig en goed voor de motivatie van het estafette-team. Dat had in ieder geval niet het idee alleen op de wereld te zijn. Maar buiten de agglomeratie van Dendermonde werd ook de publieke belangstelling minder, en met de routine van één kilometer lopen, drie kilometer rust per loper ging het ongeveer evenwijdig aan de rivier de Schelde richting Antwerpen. Maar ter hoogte van het vlekje Kruibeke begon Jan, één van de lopers, te klagen over pijn in zijn knie. Besloten werd hem even wat te ontzien door hem wat kortere afstanden van minder dan één kilometer te laten lopen, maar na drie keer ongeveer 700 meter bleek dat weinig verlichting te geven. Helaas moest Jan uiteindelijk op de Beatrijslaan, vlak voor de voetgangerstunnel onder de Schelde, de handdoek in de ring gooien, het ging niet meer…Gelukkig had Rob, de chauffeur, zijn hardloopschoenen achterin het busje liggen, dus werd hij ingezet om het restant van Jan zijn deel te lopen en fietsen. Want de bus kon en mocht niet door de voetgangerstunnel, waardoor het estafetteteam het laatste stuk met drie fietsen moest afleggen, waarbij weer steeds één man één kilometer moest lopen. De stad Antwerpen zucht inmiddels ook aardig onder herstructurering en renovatie, waardoor de routering op de oostoever van de Schelde enigszins aan duidelijkheid te wensen over liet… Maar uiteindelijk werd het wisselpunt toch weer gevonden en de voorlaatste wissel werd achter een Lukoil-pompstation in het stadskwartier Ekeren volbracht.
Het “A-team” kreeg de eer om de Belgisch- Nederlandse grens over te steken en om uiteindelijk bij Heijningen het “Texelrunners-kampement” terug te vinden. Dat was tevens de laatste etappe waarbij het busje mee mocht rijden, vanaf Heijningen zou het team de drie kilometer “rust” per fiets afleggen: één kilometer lopen, fiets overnemen van de volgende loper, en na drie kilometer weer lopen… Het was wederom een prachtige Pinksterdag en een genoegen om te lopen en te fietsen. Vooral de dorkomsten in de dorpen en steden als Willemstad, Numansdorp, Oud-Beijerland waren ongelofelijk stimulerend: iedereen bleek te zijn uitgelopen om de passerende teams aan te moedigen en te voorzien van water, fruit, snoep en vooral applaus…
Inmiddels doken ook leden van het “A-team” op die zich tussen de fietsers en loper mengden, en uiteraard hún deel van het laatste deel van de laatste etappe meefietsten en -liepen. Een memorabel puntje was de ingang van de Heijnenoord-tunnel, waar Marcel en Greet Hoogendoorn de Texelrunners stonden op te wachten. Met hen bestaat een speciale band nadat Marcel en Greet tijdens een nare periode van een vakantie-accommodatie gebruik hebben kunnen maken dankzij de opbrengst van de Ropa-Run. Na de tunnel ging het “gewoon” door, naar uiteindelijk “De Kop van Zuid”, waar onder grote belangstelling de finish plaatsvond. Iedereen werd voorzien van water en daarna volgde een voettocht naar de Blaak, waar de officiële huldiging voor alle deelnemende teams plaatsvond, en de opbrengst van de RopaRun 2018 bekend werd gemaakt: €2.888.940,92! Waarna de thuisreis naar Texel kon beginnen. Vermoeid, moe, maar tevreden, en trots deze enorme prestaties zonder noemenswaardige incidenten te hebben volbracht…